In het nieuws
Provincie Zuid-Holland
Zuid-Holland en het ontstaan van de standaardtaal.
De dialecten van Zuid-Holland vertonen veel gelijkenissen met het Standaardnederlands. Dat komt omdat ze aan de basis hebben gelegen van de vorming van de standaardtaal. Toch zijn er ook genoeg verschillen aan te wijzen. Wat zijn typische kenmerken voor de Zuid-Hollandse dialecten?
In de middeleeuwen spraken alle Nederlanders dialect. Dat geldt dus ook voor de inwoners van Zuid-Holland. Zij spraken niet één dialect, maar een van de vele Zuid-Hollandse dialecten. Het dialect verschilde van dorp tot dorp. Toch hadden deze dialecten ook gemeenschappelijke kenmerken.
Friese kustbewoners
De gemeenschappelijkheid in de taal vinden we vooral in de typische kustvormen. Deze kwamen alleen voor bij de kustbewoners die door de Romeinse schrijver Tacitus aangeduid werden als Ingaevones, een Latijnse term. Later zijn Nederlandse dialectologen de taal van deze kustbewoners Ingweoons gaan noemen, en de betreffende dialectvormen 'ingweonismen'. In feite waren het Friezen die in vroeger tijden het hele kustgebied bewoonden. Aan de andere kant van de Noordzee werd Ingweoons gesproken door de Engelse kustbewoners. Het Ingweoons was dus een voorloper van het huidige Fries en Engels. Daarom lijken deze talen ook wel wat op elkaar.
Terug naar Holland. Aan de basis van de taal die er gesproken wordt staat dus het Fries, maar al vanaf 800 worden de Friezen in Zuid-Holland verdreven door de Franken. Het Hollands wordt daarmee Frankisch met oude Friese invloeden. In Noord-Holland houdt het Fries wat langer stand (tot 1289), en zijn dus ook meer Friese kenmerken bewaard, met name in West-Friesland.
Kustvormen zijn bijvoorbeeld de i en e-klanken in woorden die in het Standaardnederlands een u hebben. Zo kent Holland woorden als rig en reg voor 'rug', pit en pet voor 'put' en brig en breg voor 'brug'. Taalkundigen spreken bij deze vormen van 'ontronding': terwijl je bij de u-klank je lippen rondt, maak je die ronding niet bij de i of e-klank. Schrijvers als Bredero en Huygen gebruiken deze vormen in hun zestiende- en zeventiende-eeuwse teksten om een 'platte' uitspraak neer te zetten. Voorbeelden zijn pet als woord voor 'aardappelkuil', stikkezakje voor 'boterhamzakje' en regge voor 'rug' in het Katwijks en het Schevenings. In het 18e-eeuwse Haags kwamen woorden als stik en rig voor. In het Engels heb je ook vormen als ridge, bridge voor 'bergrug', 'brug' en pit voor 'kuil'.
Link naar het artikel van Matilde Jansen